Correspondentie Baudelaire, aan Armand Dutacq. Parijs, zaterdag 10 juni 1854.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ARMAND DUTACQ
Parijs, zaterdag 10 juni 1854.

 

Geachte heer,

     Ik heb zojuist een klein foutje gemaakt dat naar ik meen waarschijnlijk geen enkel schadelijk effect zal hebben, maar waarvoor ik u toch vraag het vandaag nog te herstellen als u daar de gelegenheid voor vinden kunt. Ik had voor morgen echt de heel gewone som geld nodig van 100 frank.
Ik vond het heel logisch om dat van de heer Millaud te lenen, en ik ben dan ook heel naïef naar hem gegaan om het te vragen.
Alles liep op rolletjes, totdat een werknemer van het bedrijf tegen mijnheer Millaud kwam zeggen dat mijnheer Lefranc de zaak nog niet als af had beschouwd, en dat alles wat hij in handen had heel excentriek en heel literair was. Mijnheer Millaud werd natuurlijk erg kwaad, en omdat ik het niet als een misverstand kan beschouwen, vond ik het geschikt om het u te vertellen, opdat het niet lijkt alsof ik een indiscretie heb begaan.

     U weet dat mijnheer de Césena me zal vertellen waar ik op kan rekenen. Probeer dus om de TWEE VARIÉTÉS te krijgen, mijnheer Cohen zal ongetwijfeld uw mening in ogenschouw nemen.
Maar in het ergste geval blijft er dan nog altijd het tweede feuilleton daar over.

Duizend maal dank voor uw goede zorgen voor dit alles.

Met de meeste toewijding,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief