Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, vrijdag 6 juni 1856.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Edward Steichen. Honoré de Balzac. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder.Vertalingen Vivienne Stringa

Edward Steichen 1879–1973. Honoré de Balzac

Zoom

  

Parijs, vrijdag 6 juni 1856.

 

Lieve moeder,

     Vandaag moet ik wel de regel overtreden die u mij heeft opgelegd en die ik mezelf heb opgelegd.
U weet misschien niet dat ik, hoewel ik verplicht ben om tot de volgende termijn  mijn huis in de rue d’Angoulême te houden, er niet meer woon. Maandag of hooguit dinsdag zal ik een serieus adres hebben.
Er zijn zojuist drieduizend exemplaren van mijn kleine boek herdrukt, wat me wat geld gaat opleveren, en om die zo verlangde rust eindelijk te krijgen, ga ik al mijn uitgaven vast een maand van te voren betalen.
Ik kan mijnheer Lévy maandag pas zien. Ik zou u zeer erkentelijk zijn indien u aan deze loopjongen 25 frank kunt geven waarmee ik boodschappen kan doen en dingen kan regelen tot die tijd.
Het slechte humeur dat ik u ga bezorgen doet me veel pijn, maar ik wil me vandaag liever niet blootstellen aan Ancelle. Daarbij heb ik ook nog heel veel dingen te regelen.

     Aan het eind van de maand zal het derde deel van Poe ongetwijfeld af en betaald zijn. Contant betaald, in het handje, ik heb het niet beter kunnen krijgen.

     U zou me een groot plezier doen aanstaande woensdag of dinsdag (want tegenwoordig komen de kranten ’s avonds uit) om uit te kijken naar een groot artikel over mij in de krant Le Pays, gemaakt door een groot gedistingeerd schrijver. Het zal u ongetwijfeld een plezier doen om eervolle stukjes over mij te zien. Dat gebeurt zelden.

     Maar dat is nog niet alles. Er zijn best dingen die u kunt raden zonder dat ik ze u vertel.
Ik heb heel wat op mijn hart, duizend dingen. Nu al de vierde keer dat ik u smeek me te omhelzen.
Ik begrijp de reden niet die u ertoe brengt om me zo koppig te blijven weigeren. Ik vraag u dit zonder uitleg te geven; - ik vraag het u zoals een vermoeide en gewonde man om een gunstig feitje vraagt, een steun, iets hartelijks.

     Zou u niet met me willen afspreken bij madame Trolley, op een tijdstip dat u wilt - vandaag?
– Ik kan daar naartoe gaan.

     De persoon die u deze brief geeft komt straks weer naar mij toe.
Het is de bediende van de schrijver van het artikel dat ik daarnet aankondigde, en bij wie ik vanochtend ben.

Ik omhels u met grote droefheid.

CHARLES.

Ik hoef u niet te vertellen dat het avontuur van vanochtend (die 25 frank) een regelrechte excentriciteit is, een uitzondering, die u niets van enig onheil voor de toekomst zal brengen.

  Gehele correspondentie          Volgende brief