Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, juli 1845. Mme Aupick.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

Émile Bernard, 1868 - 1941. Pont-Aven. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder.Vertalingen Vivienne Stringa

Émile Bernard, 1868 - 1941. Pont-Aven.

Zoom

  

Parijs, 1845.

 

     Je moet me onmiddellijk opsturen, naar rue Laffitte 32, hôtel de Dunkerque – aan Mijnheer Baudelaire-Dufaÿs: de kleine koffer waarin het linnengoed zit, - plus schoenen, pantoffels – en de twee zwarte dassen – plus al mijn boeken.
Dat heb ik absoluut en onmiddellijk nodig.
Je moet me geen enkele verwijtbrief sturen of een uitnodiging om terug te komen – ik kom niet terug. Alles wat ik je kan vertellen, is dat je er heel blij om zult zijn over enige tijd.

B.D. 1

1  B.D: Baudelaire ondertekende sommige brieven met Baudelaire Dufaÿs, 

de meisjesnaam van zijn moeder Caroline.

Parijs, 1845.

 

    Je moet me onmiddellijk opsturen, naar rue Laffitte 32, hôtel de Dunkerque – aan Mijnheer Baudelaire-Dufaÿs: de kleine koffer waarin het linnengoed zit, - plus schoenen, pantoffels – en de twee zwarte dassen – plus al mijn boeken.
Dat heb ik absoluut en onmiddellijk nodig. Je moet me geen enkele verwijtbrief sturen of een uitnodiging om terug te komen – ik kom niet terug.
Alles wat ik je kan vertellen, is dat je er heel blij om zult zijn over enige tijd.

B.D.

Parijs, 1845.

 

     Het is vandaag de 16e. Ik stuur je de rekening met uitgaven van het hotel . Doe me een plezier en geef die 45 frank zoals de laatste keer zonder ook maar enige vraag of commentaar. De rest gaat alleen mij aan. Ik blijf nog in dit huis totdat ik mijn meubilair weer terug heb. En ik wacht met het ophalen van mijn meubilair tot ik de uitslag heb van een paar feuilletons waarmee ik aan het eind van de maand een grote som geld kan hebben om een beetje op mijn gemak te leven.

     Als je via dezelfde persoon wat geld extra voor mij zou kunnen meesturen, dan zou ik daar heel gelukkig mee zijn, want ik zit in een heel opmerkelijk grote nood.

     Ik heb ook per brief het adres nodig van mevrouw de Mirbel en mijnheer Daigny .

Baudelaire Dufaÿs.

Parijs, 1845.

 

     Het schijnt dat u me niet wilt  zien.
– U houdt daarvoor niet eens genoeg van me.
– Maar ik moet u wel zien, en ik ga me aankleden; als ik u niet aantref thuis tussen twaalf uur en 2 uur – dan ziet u mij niet meer.

Is dat duidelijk?

B.D.

  Gehele correspondentie          Volgende brief