Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 3 maart 1858.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Auguste Renoir. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Auguste Renoir. 1841–1919. 1890.

Zoom

Parijs, 3 maart 1858.

 

    Ik las net je laatste twee brieven over (die van de 28e, en die van de 1e) en ondanks alles wat er gisteren is afgesproken en opgelost, weet ik zeker, zó gewend als ik ben aan rampen, dat er weer een nieuw obstakel komt.
Toen ik die twee brieven overlas, begreep ik dat je nog steeds op Ancelle rekent, en dat je hem weer geschreven hebt, en daaruit volgt dat hij me weer zal gaan vervelen met zijn brieven, of met zijn bezoeken.
Zijn aanwezigheid, dat is moeilijk, want ik heb het zo goed aangegeven dat mijnheer Jaquotot bij me wilde komen en hij werd niet doorgelaten en kon niet boven komen omdat ze dachten dat hij Ancelle was.
Toen ik naar mijnheer Jaquotot ben gegaan, wilde ik eerst zeker weten middels een loopjongen of mijnheer Ancelle niet bij hem was. Ik was bang dat deze bijeenkomst een valstrik was voor een verzoening.
Ik ben heel kalm geworden, maar heel wantrouwend, en ik wil dat er vanaf nu tussen ons alleen maar heel koel wordt gehandeld.
Voordat ik vertrek, zal ik hem laten weten dat hij jou onze afspraak van de rekening moet sturen, dat wil zeggen de huidige stand van mijn situatie jegens hem. Je schreef me in een van je brieven dat hij het heel druk heeft. Ik zeg dat ik dat weet.
Maar eigenlijk helemaal niet zo druk. Ik denk dat hij in mei kan beginnen je 200 frank per maand te sturen of 600 per trimester om me schuldenvrij te maken jegens jou.

    Mijnheer Jaquotot begon me heel fel verwijten te maken over mijn gewelddadigheid, en hij vroeg me daarna wat mijn grieven waren.
Ik vertelde hem in eerste instantie over het feit dat dat vervloekte Neuilly zo ver weg lag, over de vele bezigheden van Ancelle waardoor hij nooit op tijd en correct kon uitvoeren wat hij moest doen, over de betreurenswaardige gewoontes van zijn geest, over zijn onnadenkendheid, zijn verstrooidheid, en tenslotte over al zijn valsheden die niet alleen mij vernietigden maar waar ik ook wanhopig werd.
Ik ben daarbij heel kalm gebleven, ik ben niet over de acceptatiegrens geweest.
  Ik voegde eraan toe dat zijn vervloekte gewoonte om mij buiten alle vergaderingen te houden ook nog een obstakel was, dat ik op zijn minst al mijn notities moest verifiëren, en dat zoiets voor mij overigens vrij makkelijk was, want ik houd al sinds veertien maanden exact bij wat ik per dag uitgeef, net als dat ik alles bijhield van wat ik ontving.

    Mijnheer Jaquotot vroeg me of ik me niet aan een soort van surveillance bij hem wilde onderwerpen, voor het geval hij Ancelle zou vervangen.
Ik zei hem dat ik dat graag zou aannemen, dat er niets natuurlijker was dans jou die garantie te geven, en dat ik daarbij toch wel hetzelfde had gedaan van de kant van Ancelle, als ik er jammer genoeg niet van overtuigd was dat het onmogelijk voor hem was om deze taak op een vrucht gevende en eerlijke manieruit te voeren.

    Na dit gesprek zijn er afspraken gemaakt waarover ik het gisteren met je heb gehad.
De schuldeisers, aangetrokken door mijn uiterlijke vastberadenheid en de brieven die ik hen had geschreven, dwingen me nu tot allerlei redmiddelen om hen enkele dagen, enkele uren te laten wachten.

    Zoals ik je gisteren schreef, zet ik iets van 900 frank op mijn rekening.

    Ik sta erop die som van 3000 er ook bij te krijgen.
Mijn schuldenlijst met notities is al heel lang geleden voorbereid; ik heb die gisteren met mijnheer Jaquotot weer doorgenomen.

    Ancelle heeft hier alleen maar domheden begaan. Als hij 600 frank had aangeboden, dan had ik die meteen aangenomen. Alles was al van tevoren overeengekomen met de huismeester en mij.
Hij krijgt meteen 800 frank, die bij de advocaat mijnheer Marin zullen worden gebracht. Als ik voordat ik vertrek mijn 900 frank krijg, dan krijgt hij een nog een aanbetaling, en de rest zal geregeld worden om zo laat mogelijk betaald te hoeven worden.
Ik had Ancelle niet nodig voor al die simpele voorzorgsmaatregelen.

    Als er zich geen nieuwe ramp voordoet, en als we vrijdag beginnen met betalen dan kan ik de 15e in Honfleur zijn (alle boodschappen, ritjes, rekeningverificaties, kleding, kan in tien dagen geregeld zijn, wat me niet hoeft te weerhouden om iedere dag ook nog wat te werken, op voorwaarde dat ik een beetje rust in mijn hoofd krijg, want ik kon niet weten dat al die immense problemen en wanorde op me af zouden komen).

    Nu, een ernstige kwestie: waar is het geld? Als het bij Ancelle is, dan moeten we alles afzeggen, en dan blijf ik in Parijs tot nader order, aangenomen dat hij geen cent zal loslaten, en dat jij er nooit mee zal instemmen om hem weer geld te vragen dat bij mijnheer Jaquotot gebracht moet worden (of hij moet 3000 frank voorschieten, die jij hem dan terugbetaalt zodra ik daar ben).

    Dat is allemaal heel delicaat. Het is om je tegemoet te komen, en ook vanwege mijn zin om weg te gaan, waarop ik kil wacht.
Want mijn rancune is helemaal niet gekalmeerd, en dwong me om dingen te doorbreken, met het gevaar dat ik alles op zou geven, omdat ik een absolute breuk als het beste beschouwde dat me kon overkomen.

    Maar zo denk jij er niet over. Ik weet niet waarom, en ik onderwerp me maar weer, dat wil zeggen dat ik zo’n breuk niet zal uitlokken.

    Je beschuldigt me dat ik je beschuldig. Dat is absurd.
Hoe kan ik je nu beschuldigen op het moment dat jij me een immense dienst verleent, en ik vol dankbaarheid moet zijn, en je mij een schuilplaats biedt?

    Ik betreur alleen wel een mening die mij stuk maakt, ik betreur het dat je me een aantal dingen verborgen hield, dat je te snel ergens mee bezig bent gegaan zonder me daarvan op de hoogte te brengen.

    Ik zeg het nogmaals dat de Rekening der Schulden is opgemaakt, en dat ik met 3000 frank een beetje meer in de geldproblemen zal zitten, en dat ik met mijn 900 erbij veel meer uit de brand ben, en dat niets betaald zal worden zonder de goedkeuring van mijnheer Jaquotot, en zonder met hem te overleggen, en dat ik bij de meeste afbetalingen alleen maar tussenbeide kom om mijn mening te geven, en dat ik in een paar gevallen ik alleen zelf zal betalen na zijn mening te hebben gehoord.

Hier is je reçu.

    Nu, bij gratie Gods! Alleen maar vermoeidheid om zulke simpele dingen!
Ik ben het helemaal zat, en ik zou heel graag willen werken.

Ik omhels je met heel mijn hart.

Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief