Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 3 juni 1863.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Vincent van Gogh. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Vincent van Gogh. 1853–1890.

Zoom

Parijs, 3 juni 1863.

 

Lieve moeder,

    Ik ben erg blij dat dit speeltje je bevalt. Hij is met liefde en zorg gemaakt.
Dat was voor je Nieuwjaarscadeau, en voor je Nieuwjaarscadeau net als voor vele andere dingen ben ik afschuwelijk te laat.
Raak het artikel uit de Spectator, de Engelse krant, niet kwijt, je boudoir is opgeknapt. Daar was ik eerst door van slag, want ik had, al heel lang geleden, de intentie om iets prachtigs te kopen, maar het is beter zo.
Alle stoffen die die kamer in gaan zijn voorbestemd om door de zon te worden opgevreten.

    Zodra je tijd hebt, stuur me dan per trein in één pakket, die andere drie delen van Edgar Poe, met een gestreept omslag, de rug met groen marokijnleer.
Jij moet weten in welk gedeelte van mijn boekenkast die moeten staan, want je hebt me er al een van opgestuurd. Je weet hoe enorm duur zo’n exemplaar me kost, pak het dus zodanig in dat geen enkele wrijving het leer kapot kan maken. Frankeer, of frankeer niet, dat is niet belangrijk.
Trouwens, als je frankeert, verwar je vaak de groene postzegels (1 sou) met de blauwe (4 sou).

    Je zou me een groot plezier doen als je me kunt vertellen of dat overhoophalen in de twee kamers is gebeurd, of de papieren en de dozen op hun plek zijn gebleven, en of de vochtigheid schade heeft aangebracht.

    Je zal je hoofd wel gepijnigd hebben om te begrijpen waarom ik je niet meer schreef.
De enige, ware reden was mijn ontevredenheid, die ik over mezelf had. Dat had je al een beetje geraden.
Ik had mezelf voorgenomen om je pas te schrijven zodra ik die zware lethargie van me af had geschud, waar ik maandenlang zo onder heb geleden.
Hoe kon ik zo diep zinken, zo diep dat ik dacht dat ik er nooit meer uit zou komen, hoe ben ik er uit gekomen, en heb ik mijn ziekte in één keer uit mezelf kunnen branden door een razende arbeid, zonder ophouden, zonder vermoeidheid, ik zou het echt niet weten. Ik weet dat ik volledig genezen ben.
En dat ik een ellendig wezen ben dat bestaat uit luiheid en gewelddadigheid, en dat alleen de gewoonte als tegenhanger kan dienen voor alle zonden van mijn temperament.
Lanterfanten is zo’n heftige pijn geworden, en het dwaze idee van mijn literaire onmacht heeft me zo bang gemaakt dat ik me haastig op mijn werk heb gestort. En ik heb gemerkt dat ik geen enkele capaciteit heb verloren.
Maar dat het zeer gevaarlijk is om in te dutten.
Er zijn mensen die me meer pijn doen dan ze denken, wanneer ze zeggen: wanneer brengt u weer een boek uit?
Of: u doet zeker niets meer?

    Dit is waar ik nu aan toe ben: je moet me echt goed begrijpen, dat is net zo belangrijk als dat ik 1000 frank van Ancelle nodig heb (met jouw steun), als tijdelijke verlichting, om in alle rust naar de datum toe te werken dat ik helemaal van manier van leven ga veranderen, want ik kan niet naar Honfleur terug zonder mijn literaire schulden te hebben afbetaald, of op zijn minst me de gewoonte te hebben eigengemaakt om constant te werken.
Ik kan daar lui zijn zoals ik dat hier geweest ben, en de angst voor verveling zal me in Honfleur niet erger dwingen dan in Parijs, waar ik me al een paar maanden verveel, zoals nog nooit iemand ter wereld zich heeft verveeld.

    Zo staan dus mijn literaire zaken ervoor.
Veel goede artikelen die al lang geleden gemaakt zijn werden niet gepubliceerd, dankzij de stomheid van directeuren van kranten en revues. Maar ze zijn wel gemaakt, en dat is belangrijk.

    Ik heb de collectie van mijn artikelen met kritieken (schilderkunst en literatuur) aan niemand kunnen verkopen.
Ik moet wachten op het effect dat mijn volgende delen zullen hebben. Het ene zal het andere meeslepen.
Als alles wat er nu op touw staat in oktober af was geweest, had ik alles deze winter hebben laten verschijnen.
Nu moet ik alles meteen afmaken, om het in september of oktober te laten verschijnen, wat de gebruikelijke periode is voor publicaties.

    Ik heb Les Fleurs du mal voor vijf jaar aan Hetzel verkocht, de derde druk, uitgebreid. Le Spleen de Paris voor vijf jaar, 600 frank per deel, en met een oplage van 200 exemplaren.
Er komen waarschijnlijk wel vijf uitgaven van elk in vijf jaar.

    Le Spleen de Paris is niet af, en is niet op tijd afgeleverd. Ik heb om het af te krijgen maar twee weken nodig, maar wel keihard werken dan.
Ik had de stommiteit om de activiteit te laten vallen die me ondersteunde.
Maar ik ben heel blij van het hele gedeelte dat af is. Het zal een apart boek worden.

    Ik heb aan Lévy twee nieuwe delen verkocht om de collectie Edgar Poe uit te breiden.
Het vierde is bijna af, ik moet nog maar een paar pagina's, dat is twee of drie dagen moed hebben.
Het vijfde deel vergt maar een dag of tien, niet meer.

    Ik heb de Paradis artificiels nog niet herverkocht.

    Een paar maanden geleden zei ik tegen mezelf: ik wil niets meer horen over al die kleine auteursrechten, die komen maar met tussenpozen van enkele maanden binnen, en toen kreeg ik het idee om aan wie dan ook een bedrag van een paar duizend frank te vragen in ruil voor de toestemming al mijn auteursrechten te ontvangen, totdat ik alles volledig heb terugbetaald.
Ik had mijn idee aan Ancelle voorgelegd, om hem te raadplegen  over deze manier van hypothecair lenen. Ik hoef je niet te vertellen dat hij mijn idee verwerpelijk vond.
Hij vindt het vreemd dat ik niet rustig de betalingstermijnen afwacht en dat ik het goed vind om een rentebedrag van tevoren te betalen om een paar duizend frank ineens los te krijgen. Die brave man zou gelijk hebben als het om een rijke auteur zou gaan, die genoeg tijd had.

    Twee  of drie mensen hebben zich aangeboden.
Er zijn altijd zoveel mensen die bereid zijn om geld te verdienen over de rug van een schrijver heen! Uiteindelijk kwam er een echte bankier, die een beetje verstand heeft van boekhandelszaken, de heer Namslauer, en hij zei: “Ik kan u lenen wat u wilt, maar ik eis dat u mij al uw overeenkomsten laat zien (er zijn er een aantal in Honfleur, die moet ik echt gaan ophalen), dat uw boekhandelaren me de rekening laten zien van wat ze u al gegeven hebben de afgelopen jaren, zodat ik een beetje weet wat uw boeken opbrengen – en ook dat ze me de zekerheid geven dat alle boeken af zijn en ingeleverd.
” En daar zit ‘m nu de clou momenteel. Wat mij aangaat, ik heb nu echt onmiddellijk wat opluchting nodig. Hij heeft me voor Edgar Poe niet alleen een lening aangeboden, maar ook een absolute afstanddoening voor eeuwig afgekocht, van al mijn rechten, tegen betaling van een vastgesteld bedrag. Het spreekt voor zich dat deze man de waarde van literatuur kent.
Ik moet toegeven dat ik graag zou kiezen voor volledige afstanddoening, maar niet voor mijn eigen werk.

    Als dit eenmaal uitgevoerd is, wil ik het als volgt gaan aanpakken:

    Hoe hoog het bedrag ook is, 10.000 of 20.000, daar de helft van aan Ancelle geven, die daar zijn fameuze vereffening van afhaalt, wat hij maar wil, maar hij zal daarmee ook wel enkele individuen willen kalmeren die ik hem zal aanwijzen.
De andere helft verdeel ik tussen wat vrienden (waarvan jij veel te terecht deel van uitmaakt). En dan eindelijk terugkeren naar Honfleur, voor een half jaar, daar een paar novellen uitproberen die me obsederen, er Mon Coeur mis à nu helemaal afmaken, want die is nu een regelrechte passie van mijn hersenen geworden, maar dat heel wat anders zal worden dan de bekende Confessions van Jean-Jacques.
En dan alleen maar terug naar Parijs gaan om er een grote affaire af te maken waar ik je maar mondjesmaat over verteld heb, een paar jaar geleden.
Ik heb zo’n  hekel aan toneel, dat ik nog liever toneelstukken bestel dan ze te maken. Er is in Parijs een schouwburg, de enige waar je niet failliet kan gaan, en waar je in vier jaar een winst van 400.000 frank kan maken. Ik wil die schouwburg.
Als de heer Fould, nu in het politieke leventje, bij het ministerie van Staat terugkomt, wat heel waarschijnlijk is, dan krijg ik dat theater, dankzij mijn vrienden, dankzij Pelletier, Sainte-Beuve en Mérimée.
Voordat ik Parijs verlaat, krijg ik een nauwkeurige rekening van alle kosten, opbrengsten, en de datum waarop het privilege van de huidige directeur afloopt. Ik wil dat en dat krijg ik.
De jaren gaan voorbij, en ik wil rijk worden. En wat ik rijkdom noem, is zo weinig! Je zult wel raden dat ik in dat geval, ondanks mijn plannen om te bezuinigen, een maisonnette in Parijs zal moeten gaan betrekken, meubels nodig heb, en dat jij dan een paar maanden per jaar bij mij moet verblijven. In dat theater zijn ze trouwens drie maanden per jaar met vakantie.
Ik geloof dat de directeur zijn privilege met twee of drie jaar heeft laten verlengen, maar als we hem 100 of 150.000 frank geven, dat hij dan wel te overtuigen is om te vertrekken.
Dat is nu mijn hele grote droom, ik zal hem met veel zorg volgen, ik zal er misschien een feit van maken, en ik heb zelfs de pretentie om tussen al die beslommeringen van het leiding geven, de cultus van mijn eigen geest niet te verlaten.

    Er is al een bod gedaan voor Mon coeur mis à nu, dat nu alleen nog uit aantekeningen bestaat. Maar het is altijd hetzelfde liedje, zoveel per oplage, te betalen naar gelang de vraag bij het publiek.
Ik wil daar niets meer over horen. Ik wil voortaan de hele waarde van de problematiek van een boek, in één keer.

    Ik zou dus graag, met jouw steun, 1000 frank aan Ancelle willen vragen, die hij direct terugkrijgt zodra mijn overdracht een feit is. Misschien geef ik hem dan wel 2000, misschien wel 3000, ik weet het niet.

    Ancelle zal een slecht humeur daarover hebben.  Trouwens, bij hem duurt alles altijd heel erg lang.
Daarbij zal hij wel heel erg  moe zijn van de verkiezingsaffaires, waarbij zijn plicht hem gedwongen heeft tegen de mensen te stemmen waar hij van houdt. En als laatste heeft hij misschien wel geen geld thuis liggen.
Daarom smeek ik je ook alles wat je kan in een aangetekende brief te doen (500, als je dat hebt) en dan stuur ik je het na twee of drie dagen weer terug.

    Ik vraag je of je alsjeblieft geen preken af wilt steken over de onderhandelingen die nu gaande zijn.
Het zou alleen maar onvoorzichtig van me zijn indien ik niets anders in mijn hoofd heb dan wat ik al geproduceerd heb.
Mijn besluit staat vast en ik zou zelfs dezelfde procedure beginnen voor andere werken, als ik niet anders kan.

    Alsjeblieft, denk eraan dat je me gelijk antwoord geeft, en stel de affaire van het pakket met boeken uit naar overmorgen. Ik ben al genoeg bezig met het vierde deel.
Ik ga pas over vier of vijf dagen met het vijfde deel aan de gang.

    Als ik een dagelijks werk kan vervolmaken, twintig dagen of een maand, dan ben ik gered, dan heb ik zelfs meer geld dan nodig voor een rustperiode van meerdere maanden.

    De mooie dagen zijn nu voor je aangebroken nietwaar, het tuinenjaargetijde. In juli kan ik dat komen bekijken. Als ik deze maand kom, dan is dat helaas alleen maar om wat papieren op te halen.

    Je hebt je wel mijn nachtmerries herinnerd, jij denkt ook overal aan, je vergeet ook niets. Ja, je leeft ook in eenzaamheid, dat verhoogt je scherpte van geest en karakter.
Welnu! Mijn onverdraaglijke zwakheid is verdwenen. Ik heb het zo goed kunnen bestuderen, dat ik denk dat ik heb kunnen constateren dat het door twee dingen kwam:de ene was een vreselijke maagirritatie, en de andere een geestelijke oorzaak, een soort psychische afwijking, een voortdurende angst, versterkt door verbeelding, omdat ik belangrijke dingen heb uitgesteld en verwaarloosd.

Dat is best duister, vind je niet?

    Veel liefs, en ik vraag je duizend maal pardon dat ik je hiermee vermoei, ongerust maak en irriteer, en ik wil je nog wel zo graag plezier geven en rust.

C.B.

Ik heb nog zoveel te zeggen, maar ik heb geen tijd meer.

Ik heb die Namslauer de samenvatting gestuurd waarom hij vroeg. Ik zal je op de hoogte houden.

  Gehele correspondentie          Volgende brief