Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 3 augustus 1838.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

Henri Fantin-Latour, (1836-1904). Ondine, 1897.Baudelaire. Brieven aan zijn moeder.Vertalingen Vivienne Stringa

Henri Fantin-Latour, (1836-1904). Ondine, 1897

Zoom
  

Parijs, 3 augustus 1838.

17 jaar oud

Mama,

    Al onze proefwerken zijn af. Wat het examen betreft, niemand weet iets. Ik kan je alleen maar vertellen dat ik behalve mijn proefwerk gedichten ik geen enkele hoop heb. Ik heb het voor de klas aan de leraar gevraagd, hij heeft me geantwoord dat mijn proefwerk gedichten en Latijnse redevoeringen erg slecht was gemaakt. Zo zie je hoe een jaar dus eindigt, en wat een wat schoolsuccessen voorstellen.
Als je toevallig terug mocht zijn voor de uitreikingen, dan zou ik aan de leraar gaan vragen of ik iets heb gehaald, en anders zou ik natuurlijk niet naar de uitreiking gaan.
Maar ik wil niet dat jullie terugkomen, want ik had tegen mijnheer Zinse gezegd dat jullie over twee weken terug zouden zijn, en hij zei me dat dat onverstandig zou zijn, dat er van alle beschikbare tijd geprofiteerd moest worden en dat er tot het laatste moment bij het kuuroord gebleven moest worden. Mijnheer Morin vindt het ook heel buitengewoon dat jullie al zo vroeg terugkomen.
Alsjeblieft, nu jullie daar toch zijn, laat de remedie die jullie hebben gekozen zijn vruchten afwerpen zodat de resultaten zeker zijn. Hoe?
Anders zouden jullie zo’n lange reis hebben afgelegd en dan zo kort blijven.
Dus voordat je terugkomt, denk goed na, en als je vindt dat het effect van  het kuuroord nog langer kan duren, wend dan alle middelen aan om papa tegen te houden.

    Mijnheer Zinse zei dat hij je te paard had gezien, dat je je heel best vermaakte, en dat je blij was.
Ah! Je hebt maar geluk dat je plezier maakt. Voor mij is het precies het tegenovergestelde.
Ik verveel me zo dat ik soms huil zonder te weten waarom. Ga niet twijfelen als ik je aan de ene kant zeg dat je moet blijven, en aan de andere kant je mijn problemen vertel, alsof ik je terug wilde roepen, ik wens dat je daar blijft als dat beter is, en ik vertel je over mezelf gewoon omdat ik dat leuk vind en dan heb ik wat te doen.
Ik ben dus erg verdrietig. Ten eerste ben ik wrevelig tegen mezelf. De dreiging dat ik geen goede resultaten behaal.
Ik beken dat mijn eigenliefde wreed gekrenkt is. Ik kan nu wel mooi de filosoof uithangen, tegen mezelf zeggen dat schoolresultaten niets betekenen, dat die maar weinig dingen bewijzen, etc…., toch is het zo dat dat ook een groot genoegen kan opleveren.
En zo verveel ik me, maar de anderen vervelen me nog veel meer. Je zult zeggen: ga lezen.
Maar goede God, ik heb niets anders gedaan dan lezen sinds je weg bent, dat wil zeggen sinds we niets meer in de lessen doen. Je weet dat er aan het eind van het jaar twee maanden leeg zijn, en dat degenen die geen geld hebben om boeken te kopen zeer ongelukkig zijn: diegenen slapen dag en nacht. Ik heb bijna al mijn geld opgemaakt om aan boeken te komen omdat er een werk van vier delen betaald moest worden dat door een klasgenoot van mij in beslag was genomen.
Ik heb alleen moderne literatuur gelezen. Maar wel van die boeken waar iedereen het overal over heeft, die een reputatie hebben, die iedereen leest, enfin het beste wat er is. Wel, dat is allemaal niet waar, overdreven, extravagant, opgezwollen. Ik heb het met name Eugène Sue kwalijk genomen, ik heb maar één boek van hem gelezen, en ik verveelde me dood. Ik heb van dat alles een afkeer gekregen.
Alleen toneelstukken, de gedichten van Victor Hugo en een boek van Sainte-Beuve (Volupté) heb ik met plezier gelezen.
Ik heb een afkeer gekregen aan literatuur. En eigenlijk, sinds ik kan lezen, heb ik nog niet één boek gevonden dat ik in zijn geheel goed vond, waar ik van begin tot eind van hield.
Daarom lees ik ook niet meer. Ik ben zat, ik praat niet meer, ik denk aan jou, jij bent ten minste een eeuwigdurend boek. Met jou kan je praten, is men bezig van je te houden, daar krijgt men niet genoeg van zoals van andere pleziertjes.
Nou, het is misschien een geluk dat we niet meer bij elkaar zijn.
Ik heb geleerd een afkeer te krijgen van de moderne literatuur, ik heb meer dan ooit geleerd om van mama te houden omdat ik voelde dat zij er niet was: dan zul je nog wel eens zien als je weer terug bent. Overstelpt met kussen, met zorg, met attenties, en hoewel je weet dat ik van je houd, zul je nog raar opkijken dat ik zóveel van je houd. Adieu – wie er het meest van de ander houdt.
De jonge Roubier is gekomen om een leerling op te halen. Ik heb hem gezien, hij werkt zo hard dat zijn ogen achteruit gaan.
Alphonse Aymard heeft uitmuntende examens gedaan voor Saint-Cyr. Voor de laatste keer zijn de cijfers gegeven voor vertalen: ik was vierde.

Veel liefs voor papa.

Charles.

Vertel me als me schrijft tot welke dag ik je brieven kan sturen opdat zij niet aankomen als jij al weg bent en ze kwijt raken.
Ik ga je vanaf nu elke dag schrijven.

  Gehele correspondentie          Volgende brief