Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 22 augustus 1854.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Maximilien Luce. Le port de Rotterdam. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder.Vertalingen Vivienne Stringa

Maximilien Luce 1858 - 1941. Le port de Rotterdam.

Zoom

  

Parijs, dinsdag 22 augustus 1854.

 

Lief moedertje,

     Geef die loopjongen de 20 frank die bij de 40 frank horen van het einde van de maand.

     Het spreekt voor zich dat ik je niets als eerste vraag.
Ik woon hier niet meer, ik geef er geen enkele uitgave meer aan uit, waardoor ik altijd geld op zak moet hebben.

     Dat is trouwens beter ook. Het is echt al te lang geleden dat ik je gezien heb. Een dezer dagen moet ik ergens een afspraak met je maken.
Voor wat betreft Edgar Poe, geloof ik dat de hele serie van Frédéric Soulié vóór mij zal komen, waardoor ik rond 15 september weer kom, en die resterende 600 of 800 frank die ik nog krijgen moet zullen dan ook verschoven worden naar 15 oktober.
Dat is hard, maar er is niets verloren. Het antwoord op de vraag of het eerste toneelstuk gespeeld gaat worden in La Porte-Sainte-Martin  met medewerking van de directeur, zal de eerste dagen van september gegeven worden.

     Ik ga weer bij La Revue de Paris, dan moet ik ongeveer 500 frank krijgen.
Dat is allemaal zeer weinig, en dan nog, bij de Revue willen ze niet meer van te voren betalen.

     Als ik denk aan het kabaal dat mijn dubbele aankondigingen me geven, kan ik me er niet van weerhouden om te bewonderen met hoeveel duivelse zorg de mensen met voorstellingsvermogen zich amuseren met het verhogen van hun pijnen en problemen.
Één van mijn grootste zorgen – en je zult zien met wat voor vreselijke opdrachten ik me belast – is een vrouw die door de vrouw van de directeur wordt verafschuwd in La Porte-Saint-Martin te krijgen – ondanks een andere vrouw die dezelfde rollen speelt.

     Door deze noodzaak om buiten te leven raak ik een hoop tijd kwijt, en moet ik soms in de leeszaal werken of zelfs in het café, - want ik werk ook nog tussen dit alles door.
Wanneer zal  ik nu eens een kamerdienaar hebben en een kok – en een eigen huishouden?

     Jean-Jacques en Maxime Du Camp dragen me op om je duizend hartelijke groeten te doen. J.- J. doet heel bizar, hij durft je niet meer te gaan opzoeken.

Omhels me, dat doet altijd goed.

Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief