Charles Baudelaire aan Sainte-Beuve. Parijs, ongeveer 24 januari 1862.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN SAINTE-BEUVE
Parijs, ongeveer 24 januari 1862.

 

    Nog een dienst die ik u schuldig ben! Wanneer zal het ooit eens ophouden?
En hoe kan ik u bedanken?

    Het artikel was me ontgaan.
Dat verklaart waarom het zo lang duurde eer ik u terugschreef.

    In enkele woorden zal ik u uittekenen waarom het zo’n bijzonder plezier was dat u mij heeft gegeven:

    Ik was erg gekwetst (maar ik zei het niet) dat ik al lange tijd uitgemaakt werd voor weerwolf, onmogelijke en norse man.
Ik las op een keer in een gemene krant een paar zinnen over mijn afstotelijke lelijkheid, perfect gemaakt om iedere sympathie bij me weg te houden (dat is hard voor een man die altijd zoveel hield van vrouwengeuren).
Op een dag zegt een vrouw tegen me:
“Vreemd, u bent toch heel fatsoenlijk. Ik dacht dat u altijd dronken was en dat u stonk.”
Zij sprak volgens de legende die zij had gehoord.

    Welnu, beste vriend, u heeft dat goed rechtgezet, en ik ben u daar heel dankbaar voor, - ik zei altijd al dat het niet voldoende was alleen maar intelligent te zijn, maar dat men ook vooral aardig moest zijn.

    Voor wat betreft hetgeen u mijn Kamschatka noemt, als ik altijd zulke krachtige aanmoedigingen kreeg zoals deze, dan zou ik denk ik de kracht hebben er een enorm Siberië van te maken, maar dan warm en bevolkt.
Als ik uw activiteit zie, en uw levendigheid, dan schaam ik me diep. Gelukkig heb ik sprongen en crises in mijn karakter die, hoewel zeer onvoldoende, de werking van een constante wilskracht vervangen.

    Moet ik nu, onverbeterbaar verliefd op de Rayons jaunes en de Volupté van de dichter en de romanschrijver Sainte-Beuve, de journalist complimenteren?
Hoe krijgt u het voor elkaar om zo zeker te zijn van uw pen waarmee u alles kunt zeggen en waarmee u van elke moeilijkheid een spel kunt maken?
Dit artikel is geen pamflet, want het is een rechtspraak.
Een ding viel me op, en dat was dat ik hier uw mondelinge welsprekendheid terugzag, met dat grote verstand en die onstuimigheid.

    (Echt, ik had er graag een beetje aan willen meewerken [vergeef me deze hoogmoed].
Ik had u twee of drie enorme stommiteiten kunnen vertellen die u uit onwetendheid niet heeft vermeld. Als we elkaar eens gezellig zien, zal ik ze u vertellen.)

    O ja! Die utopie van u! het grote middel om het vage dat de grote seigneurs zo lief is te verjagen! Uw utopie heeft me nieuwe trots gegeven.
Ik had die ook gemaakt, de utopie, de hervorming. Kwam het door een oud overblijfsel van een revolutionaire geest die me er toe dreef, net zoals, lang geleden, om plannen te maken voor een grondwet? Het grote verschil zit hem hierin dat de uwe helemaal mogelijk is, en dat het misschien niet lang meer duurt voordat deze wordt aangenomen.

    Poulet-Malassis brandt van verlangen om een brochure met uw geweldige artikel te maken maar hij durft niet naar u toe te gaan. Hij denkt dat u boos op hem bent.

    Beloof me, alstublieft, dat u een paar minuten wijdt aan een antwoord op de volgende kwestie:

    Een groot verdriet, de noodzaak te werken, lichamelijke pijnen, waarvan één een oude kwetsuur betreft, hebben mijn werkzaamheden verhinderd.

    Ik heb eindelijk vijftien exemplaren van mijn voornaamste boeken.
Mijn distributielijst is heel beperkt, maar wel af.

    Ik denk dat het een goed plan is om voor de zetel van Lacordaire te opteren.
Daar zitten geen schrijvers. Dat was oorspronkelijk al mijn opzet, en ik heb het niet gedaan omdat ik u niet ongehoorzaam wilde zijn, en om niet te excentriek te lijken.
Als u mijn idee goedkeurt, zal ik voor woensdag een brief aan de heer Villemain schrijven, waarin ik beknopt zal zetten dat het me normaal lijkt dat de keuze voor een kandidaat niet alleen maar gestuurd moet worden door zijn wens naar succes, maar ook een sympathieke hommage moet zijn naar de overledene.
Lacordaire is dan ook een romantische priester, en ik hou van hem. Misschien stop ik wel een klein briefje in de enveloppe met: Romantisme, maar niet zonder u geraadpleegd te hebben.

    Het zal toch moeten dat die verschrikkelijke retor, die zo ernstige en zo onaardige man mijn brief leest.
Die man die preekt terwijl hij praat, met de houding en de plechtigheid (maar niet met het goede vertrouwen) van mejuffrouw Lenormant.
Ik zag die mejuffrouw met een leraarsjurk aan, ineengezakt in een fauteuil als Quasimodo, en zij had op de heer Villemain voor dat zij een lieve stem had.

    Indien het toeval uitwijst dat u bevriend bent met de heer Villemain, dan neem ik onmiddellijk alles terug wat ik hier gezegd heb. En, uit liefde voor u, zal ik mijn  best doen om hem aardig te vinden.

    En toch kan ik me er niet van weerhouden te denken dat ik als papist zijnde meer waard ben dan hij…en toch ben ik een zeer verdacht katholiek.

    Ik wil ondanks mijn tonsuur en grijze haar u toch als kleine jongen te woord staan.
Mijn moeder verveelt zich vreselijk en vraagt me onophoudelijk om nieuwtjes.
Ik heb haar uw artikel opgestuurd. Ik weet niet wat voor moederlijk plezier zij daar uit zal halen. Bedankt uit mijn naam en voor Haar.

Uw toegewijde

Ch. Baudelaire

Rue d’Amsterdam 22.

  Inhoudsopgave     Volgende brief