Charles Baudelaire aan Mme Aupick. Parijs, 6 juni 1862

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 6 juni 1862.

 

Lieve moeder,

    Ik dank je. Het spijt me dat ik je bedroefd gemaakt heb.
Ik kan niet zo makkelijk afzien van mijn plan voor Honfleur, ik had al een kamer gehuurd in een andere wijk. Die ga ik afzeggen, met betalen.

    Wat stuurde je me een vreemde brief! Je weet dus nog steeds niet dat Ancelle de volmaakte plaag voor mij betekent, en dat hij voor tweederde de oorzaak is van al het ongeluk in mijn leven.
– Zijn naam betekent voor mij de vreselijke plaag van mijn leven, en hij zelf is als persoon een onverdraaglijke man, het type sullige knecht, een slome duikelaar, een snoeshaan, en een man van wanorde. Je was mijn mening over hem vergeten.
– Die affaire van Fontainebleau was vreselijk voor mij.

    Nou ja, ik heb hem jouw briefje gestuurd, op goed geluk.

    - Ik zou maar al te graag die 500 frank totaal niet nodig gehad willen hebben. Ik had dat liever gehad dan hem te moeten zien en aanhoren met dat langzame stotteren van hem, urenlang :
“U heeft een goede moeder, niet? Houdt u wel van uw moeder?”
Of:
Gelooft u in God, er bestaat een God, niet? of: Louis-Philippe was een groot koning. Hij zal zijn recht krijgen, later…”
Iedere zin wordt dan over een half uur uitgesmeerd.
En gedurende die tijd wordt er op me gewacht in verschillende wijken van Parijs.

    En zo wordt alles uitgesteld, heel lang uitgesteld, in mijn zaak. Ik zou graag morgen, zaterdag hebben willen vertrekken, maar ik kan niets beginnen als ik geen zekerheid heb.

    Je dacht dus dat ik niet in staat was om zelf een kostuum te laten maken?
Dus dan zijn we nog erg ver van het afschaffen van de Raadsman van Toezicht.
– Heeft de exquise elegantie van Ancelle je soms overtuigd?

    Je hebt er geen idee van wat voor verschrikkelijke dingen ik heb moeten ondergaan voor vele artikelen, waarvan enkele af zijn, en, nog beter, al geaccepteerd zijn.

    Wat een leven, maar ik zal me wreken, ik zal me groots wreken, zoals een man die nergens van houdt, maar die zijn land verafschuwt.

Liefs en ik schrijf je.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief