Charles Baudelaire aan Malassis. Parijs, 19 april 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 19 april 1860.

 

     Ik blijf bij wat ik gezegd heb. Als ik de eerste mei het voorwoord en de drie stukken waar ik het over had niet af heb, dan laat ik ze wel weg.
Maar hoe dan ook, ook al zou ik ze vanaf vandaag opofferen, ik moet naar Honfleur, want ik mis nog behalve Danse macabre, - Sonnet d’automne, Chant d’automne,- Paysage parisien, D’après Mortimer, en Duellum.
Al die papieren zijn zo goed verstopt dat mijn moeder ze niet zou kunnen vinden. - En verder maak ik me niet zo druk om aan mijn vele problemen van dit moment de correctie van de proefdrukken van de Fleurs toe te voegen.

     Voor al die wissels, dat is afgesproken.
Ik vertrek niet voordat ik, middels Christophe en Duranty, gezorgd heb voor de 2400 van 10 mei.
Nogmaals, die baas van dat hotel is te vertrouwen, en het bewijs daarvan is wel dat meerdere personen uit Le Havre of uit Dieppe die ook bij hem gelogeerd hebben, geldige wissels bij hem indienen.
Herinnert u zich dat hij Jousset heet.
Het is normaal dat het meest redelijke zou zijn dat u hem het geld pas de dag ervoor stuurt.
Maar we vergeten allebei dat ik drie dagen naar Honfleur ga, dat ik hier in Parijs de vierde ben, en dat ik waarschijnlijk pas weer de 11e weer naar Honfleur terugkeer.

Uw toegewijde,

C.B.

Ik zweer u dat al uw preken totaal overbodig waren.
Ik begrijp uw problemen, niet alleen uit idiosyncrasie, maar ook door onderlinge wederzijdse belangen.

  Inhoudsopgave     Volgende brief