Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, maandag 22 september 1862.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandag 22 september 1862.

 

Lieve moeder,

    Ik wil je al maanden schrijven. Ik ben je zoveel uitleg schuldig.
Waarom ik niet ben weggegaan, wat ik doe, wanneer ik wegga, enz. Maar de dagen zitten vol met zoveel verschillende gebeurtenissen, en die zijn zo kort.
Een paar pagina’s schrijven, wat boodschappen, en dan is de dag alweer om. Bovendien heb ik altijd een bepaald soort zaligheid nodig om je te kunnen schrijven.
Maar, mijn gewone staat van zijn is woedend zijn.
En dus schrijf ik je vandaag vanuit de kantoren van La Presse (waar ik dacht eindelijk nu eens voor vast te kunnen zitten, en sinds elf maanden was ik dakloos) en kijk, nu onderga ik hier kwellingen, regelrechte martelingen, en het zou heel goed kunnen dat ik er van af ga zien om het vervolg van de Poèmes en Prose te publiceren, dat uit vijftien delen zou bestaan.

    En toch dat geld!

    Want daar draait alles om.
Ik wil geen rotzooi achterlaten, wat een vervolg zou kunnen hebben in Honfleur.

    Ik zou wel twintig pagina’s te schrijven hebben, als mijn hoofd vrij was.
Ik schrijf je nu eigenlijk alleen maar om te vragen om jouw toestemming je alleen maar te schrijven wanneer ik dat kan.

    Mijn plan, om terug te gaan naar Honfleur, is helemaal correct gemaakt, maar dat plan wordt onophoudelijk gedwarsboomd door ongelukken die niet te voorzien zijn.

    Ik beloof je dat ik je deze week nog een keer schrijf, maar echt, vandaag is mijn hoofd niet leeg genoeg.

    Mijn schoonzus is zeer lovend over je. Dat verbaast me geenszins.

    Ik stuur je tedere omhelzingen.

    Ik heb verschillende dingen voor je om op te sturen, maar ik weet niet wanneer ik het pakje kan maken.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief