Charles Baudelaire aan M. Gélis. Parijs, 2 mei 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN GÉLIS
Parijs, 2 mei 1861.

 

Geachte heer,

    Hierbij de dertig frank voor de volledige betaling van de eerste wissel van de Calonne, die ik uit domheid vergeten was.

Morgen is er een dagvaarding voor de twee laatste wissels.
Ik ga er niet heen, aangezien ik mag steunen op uw vriendelijke belofte.

    U vroeg me wat ik nu uiteindelijk wilde gaan doen.
Ik wil  iedere keer aan het einde van de maand naar u toegaan en bij u dan een bepaald bedrag, 50, 100, 200 etc. afgeven.
De extreme speelruimte die ik van u verlang komt door de onregelmatigheid van mijn inkomen waar ik niets aan kan doen.
Maar er zal nooit een maand voorbij gaan zonder dat ik bij u langs zal zijn geweest, en zonder dat ik geld bij u heb afgegeven.

    Wilt u zo vriendelijk zijn om deze brief door uw deurwaarder te laten lezen vergezeld van een vermelding van u zelf.

    Voor wat betreft de beslaglegging die bij mij thuis heeft plaatsgehad op mijn verzameling tekeningen, kan ik u zeggen dat er een groot aantal bijzit die niet van mij zijn en die mij alleen maar waren toevertrouwd voor en literair werk.

    En ten slotte als laatste laat ik hier tot het laatste moment alle wissels achter, en verzoek ik u om de moeite te nemen om van de heer de Calonne gedaan te krijgen dat hij de kosten en rente vergoedt.

Ch. Baudelaire.

Rue d’Amsterdam 22.

Aan de heer Gélis.

  Inhoudsopgave     Volgende brief