Charles Baudelaire aan Léon Bérardi. Parijs, 19 augustus 1863.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN LÉON BÉRARDI
Parijs, 19 augustus 1863.

 

Geachte heer,

     Ik wil u enorm bedanken voor uw brief want uw brief kwam net op het moment dat ik wegging.

Ik neem aan dat de reden waarom u Le Peintre de la vie moderne niet neemt ook toegepast kan worden op ieder ander kritiekstuk, zoals ik u die had voorgesteld.
Maar als ik het genoegen had gehad om u te zien, had ik u over iets anders verteld wat u ongetwijfeld mooi had gevonden, en wat maar door één enkele reden verhinderd kan worden gepubliceerd te worden.
Dat is het geval wanneer L’Indépendance belge besloten zou hebben geen enkel onuitgegeven materiaal te publiceren.

     Hetgeen waar het om gaat, zijn de twee novellen van Edgar Poe, die later in het vijfde deel van mijn vertaling zullen komen.

     Een van de stukken is de beschrijving van plattelandshuizen en denkbeeldige tuinen.
Dat is zeg maar de verbeelding van de auteur toegepast op de kunst van de Landschapstuinman. Het beslaat twee vellen per tijdschrift.

     De andere is een novelle van het genre La Lettre Volée en van l’assassinat van de Rue Morgue.
Dat wil zeggen de analytische geest van Poe voor de derde keer toegepast op de ontdekking van een misdaad. Dat heet Le Mystère de Marie Roget. Dit beslaat drie vellen.

     Ik zou u zeer erkentelijk zijn indien u mij iets terug zou willen schrijven over dit onderwerp, en tevens indien u mij de strokenproeven van de Peintre en de Poèmes en Prose zou willen teruggeven.
Want ik zal misschien niet het plezier hebben u voor november te zien, en het kan dat ik ze nodig heb over enkele dagen.

Hoogachtend,

Charles Baudelaire.

Rue d’Amsterdam.

  Inhoudsopgave     Volgende brief