Charles Baudelaire aan Eugène Crépet. Parijs, woensdag 9 Mei 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN EUGÈNE CRÉPET
Parijs, woensdag 9 Mei 1860.

 

Beste Crépet,

     Ik had zin vanochtend om op weg te gaan naar u, maar het is beter dat ik ga werken.

     Ik ben gisteren al met uw V. Hugo begonnen.
Maandag heb ik het af en dan kunt u, als u dat goed vind, het bij me komen ophalen tegen zes uur.

     U zult wel raden dat voor zo’n koortsachtigheid, dat ik alles laat schieten, er wel iets urgents aan de hand is. Ik moet (via dhr. Gide) morgen 100 frank hebben, en 100 frank voor maandag.

     Mijn Hugo wordt lang, maar niet te lang.
Als het niet genoeg is voor dat bedrag, dan kiezen we nog een andere uit, uit de modernere.

     Ik hoef u niet te vertellen, want dat weet u wel, dat het voor mij een hele zware beproeving is om te doen.
Ik ga zelfs Hugo zelf er van op de hoogte brengen, zodat ik mijn gang kan gaan.

     Stuur me alles wat u over Hugo in huis heeft. Daar moet ik me een etmaal helemaal in gaan verdiepen.
Uw toegewijde,

C.B.

Ik ga de hele dag de deur niet uit, behalve om zes uur.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief