Charles Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 2 mei 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 2 mei 1860.

 

     Nadat de loopjongen van het hotel mijn brief op de post had gedaan, kreeg ik ineens de behoefte om nog eens te lezen, en wel zo dat ik een begripsfout heb weggehaald. Heeft u wel op me gewacht?

     Maar nu maak ik geen grapjes. Ik heb een grote angst betreffende de farmaceutische noot aan het eind.
Denkt u eens goed na. Er hoeft maar een kwaadwillende schurk te zijn, in een of andere vuile krant, om ons problemen te bezorgen.

     Ik denk aan de kaartlegster die me voorspeld had dat ik een heel lang meisje zou tegenkomen, heel dun, heel donker, … jaar oud [sic].
Nou, die heb ik ontmoet.

En u kent die andere voorspelling van haar.

C.B.

Het is nog niet te laat.

Degene aan wie het opgedragen is, is J.G.F.

Wilt u Christophe voorbereiden op mijn bezoek.

  Inhoudsopgave     Volgende brief