Charles Baudelaire aan Alfred Guichon. Parijs, 26 mei 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ALFRED GUICHON
Parijs, 26 mei 1860.

 

Geachte heer,

    De brief die u voor mij bij boekhandel Malassis in de rue des Beaux-Arts heeft afgegeven, is pas vandaag naar mij gestuurd, en ik wilde u daarvoor meteen hartelijk bedanken.
Ik wilde u ook bedanken voor het plezier dat u mij doet door me te vragen om uw inlichtingen aan te vullen.
Ik ben altijd zeer geraakt en erg verheugd wanneer ik iemand tegenkom die Edgar Poe oprecht bewondert, want hij is mijn ogen een van de mooiste genieën die ooit heeft bestaan.
De heer Michel had u kunnen vertellen dat er bij hem aan het eind van het jaar een vierde deel zal verschijnen, Eureka (kosmogonische filosofie), die ik zelf overigens ook al onlangs had aangekondigd op de omslag van de Paradis.

    In het afgelopen jaar zijn er bij La Revue française, echter wel met enkele drukfouten, de volgende werken verschenen: Le Corbeau, vergezeld van een artikel van mij en van een artikel van Edgar Poe over zijn eigen gedicht, samen onder de titel: De schepping van een gedicht; Eleonora, een novelle, van het genre Ligeia  en Morella; Een gebeurtenis in Jeruzalem, een komische novelle.
Ik heb de nummers zelf niet, in Parijs althans. Maar ik weet dat toen de Revue française ophield, de directeur de heer Morel al zijn collecties heeft afgestaan aan de heer Aubry, boekhandelaar in de rue Dauphine tegenover de rue Pont-de-Lodi, en dat hij die per stuk verhandelt, op nummer en goedkoper.
En wat De Engel van het bizarre betreft, die citeer ik alleen maar ter herinnering, die is uitgekomen met zoveel fouten en er zijn zoveel dingen in weggelaten, dat de hele humoristische kant is weggevallen.

    Misschien dat ik zelf over enige tijd een uitgave mag maken, dat wil zeggen goed, mooi en solide.
Dan zal ik er ook dingen aan toevoegen.

    Met de meeste hoogachting,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief