Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, 27 februari 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 27 februari 1858.

 

    Nog een brief: maar sinds vanochtend pleit ik alleen nog voor mijn eer.

    Ik vrees dat je niet goed het belang van de volgorde van mijn brieven zult begrijpen.

    De brief die ik je gisteravond heb geschreven en die jij ’s avonds op zaterdag hebt gekregen, was een antwoord op de brief die ik dinsdagavond heb gekregen.
In die brief (die van mij dus) zette ik me af tegen de interventie van die ongelukkige, alsof ik een voorgevoel had, onbedoeld, van het kwaad dat hij kon gaan aanrichten.

    In mijn eerste brief van vanochtend, die jij morgenochtend op zondag krijgt (antwoord op je brief die ik vanochtend kreeg) weigerde ik helemaal alles, in het vooruitzicht van de warboel die die imbeciel kon aanrichten.

Twee uur later hoorde ik dat de warboel al was aangericht, en dat ging tot aan laster, en ging ver buiten alle vooruitzicht.

    Mijn latere brieven hadden alleen maar tot doel je deze schandelijke daad te doen begrijpen.

    Ik heb al twee personen om raad gevraagd over wat ik moet doen.
Een oude man slaan, bij zijn gezin, is heel gemeen. Toch moet ik een schadeloosstelling hebben. Wat moet ik, als die schadeloosstelling niet plaatsvindt?
Ik moet dan op zijn minst, hem gaan vertellen, in het bijzijn van zijn vrouw en gezin wat ik van zijn gedrag vind.

    En als ik op mijn beurt dan weer beledigd word, wat moet ik dan doen?

    Waar heb je me nu weer aangedaan, mijn God! Ik moet echt nu rust hebben, dat is alles wat ik vraag.
Wat heb ik gedaan om zo te ontberen wat de eerste de beste gewoon mag vragen?

    Ik zeg het nogmaals, het spijt me zeer voor de kwellingen die ik je bezorg met al die brieven; maar echt, wat heb ik die ongelukkige aangedaan, en wat heb ik jou aangedaan dat je me hem zo op me afstuurt?

    Het is een man zonder trouw, zonder tact, zonder eer, die me mijn leven heeft afgepakt, en jij zoekt hém uit als vertrouwenspersoon voor je moederlijke angsten en om me te helpen in een zaak waarin discretie vereist is, in een zaak waarin ik volledig op jou heb vertrouwd.

Liefs.

Charles.

Als toppunt van domheid heeft hij die man nog gevraagd om me niets te vertellen van dat gesprek.
Mijn God, hoe dom kun je zijn!

  Inhoudsopgave     Volgende brief