Baudelaire, correspondentie, zijn jeugd. Aan A. Baudelaire.Lyon, 3 maart 1832.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

Aan Alphonse Baudelaire.
Lyon, 3 maart 1832.

11 jaar oud

Beste broer,

     Ik was bij Villeneuve-la-Guerre gebleven en nu ga ik verder met mijn reis.

     Toen we uit deze stad kwamen reisden we lange tijd over een grote weg die er heel monotoon uitzag, aan weerszijden beplant met twee rijen kale bomen zonder enig groen. Ik kan me onze reis niet helemaal meer zo goed herinneren, maar ik weet wel dat we vanaf daar menigmaal omhoog klommen en dat er zelfs een keer tien of twaalf paarden werden aangespannen.
En omdat ik het me niet meer goed kan herinneren, zoals ik je dat al eerder hierboven schreef, ga ik verder met het moment dat we Chalon naderden.

     Bij het naderen van deze stad krijg je een klim dus mama, de bediende en ik stapten uit.
Omdat ik altijd in beweging moet zijn moet ik even rennen, of van de ene op de andere voet kunnen staan, en ik ging vast vooruit, zowel voor mama uit als voor het rijtuig.
Ik verloor hen al snel uit het oog. Ik  moet er wel bij vertellen dat ik heel erg blij was, want ik leek wel een monsieur daar zo helemaal alleen op die grote weg van Chalon naar Lyon.

     Mama wilde het rijtuig weer in en ik was er niet. Toen hoorde ik op een gegeven moment haar stem die riep dat ze de diligence weer in wilde, en toen ik er weer was, hoorde ik een van de reizigers over mij zeggen: “Daar is het kleine meneertje dat vooruit rent, helemaal alleen, over de grote weg.”
Ik was wel heel erg blij dat de mensen me met monsieur aanspraken.
De rest is te mooi en te moeilijk om te beschrijven want ik moet daar eerst over nadenken zodat ik het je in de eerstvolgende brief zal schrijven.

Doe de hartelijke groeten aan Théodore en mijn zus. En doe ook de groeten aan mijnheer en mevrouw Ducessois van me.
Schrijf me alsjeblieft terug.

Je kleine broer.

Charles Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief