Baudelaire, correspondentie, Aan Mme Aupick, Lyon, maandag 24 maart 1834.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Lyon, maandag 24 maart 1834.

12 jaar oud

Mama,

    Ik heb net je brief gelezen en ik stuur je datgene op wat je vreest niet te krijgen.
Deze keer kan ik je zeggen met twee getuigen dat ik mijn beloftes heb gehouden.
Ik ga daar verder mee, ik zal goed worden in mijn klas.
Ga in ieder geval nu niet denken dat ik alleen maar hard werk uit angst voor de straffen. Ik ben voor veel nobeler motieven opgewonden.
Mijn ouders belonen voor de moeite die zij voor mij doen, een goed opgeleide man worden, gekroond worden aan het eind van het jaar, voor een grote menigte, dat zijn mijn motieven.
Ik heb in twee dagen meer verstand gewonnen dan ik in drie maanden aan domheden heb begaan.
Ik weet zeker dat ik met wat doorzettingsvermogen iets goeds zal doen. Een leerling zei tegen me: ik geef je van te voren vast drie prijzen, op voorwaarde dat ik hard werk tot het eind van het jaar.
Ik neem die voorspelling aan.
Laat die satisfecit aan mijn vader zien, dan kan hij vertrouwen op mijn verandering in afwachting van zijn overtuiging ervan.

Mag ik je nu, mama, met recht omhelzen?

Charles.

Woensdag hebben we vrij om twaalf uur.

  Inhoudsopgave     Volgende brief