Baudelaire, correspondentie, aan Mme Aupick, Alphonse Baudelaire, Parijs, augustus november 1837.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, ongeveer 15 augustus 1837.

16 jaar oud

    Mama, vergeet niet om de boeken te komen halen, kom snel.
Je zult wel blij zijn, ik heb de tweede prijs gehaald voor gedichten op het examen, en dientengevolge is het weer goed gemaakt met de rector en de conrector.
Vertel het maar aan papa en wens hem veel liefs.

Charles

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE  1
Parijs, donderdag 2 november 1837.

 

Broer,

     Ik merk dat je nog steeds rancune voor me hebt, want je hebt me niet geschreven dat je me vergeven hebt, en omdat ik je niet zie, en omdat je misschien naar Parijs gekomen bent zonder dat ik je gezien heb.
Dat doet me verdriet. Er wordt wel gemopperd op kinderen als zij kattenkwaad uithalen, maar men kan hen wel vergeven, en rancune hoort niet bij grote mensen tegenover kleine kinderen.

     Mijn enige fout, of liever de fouten die ik maak worden veroorzaakt door mijn eeuwige luiheid, waardoor ik altijd alles uitstel tot morgen, zelfs een brief schrijven naar mensen waar ik veel van houd. Het verdriet dat ik voel om mijn gedachten op papier te zetten is bijna onoverwinnelijk.
En op school, wat een hekel heb ik aan het overschrijven van mijn huiswerk.
Ik weet echt niet hoe die mensen het doen die een functie hebben waarin er veel gecorrespondeerd moet worden.
Maar als het gaat om het bedaren van een broer die geïrriteerd is vanwege het feit dat hij niet op de hoogte is gebracht van een gewonnen prijs, en omdat hij alleen maar boos wordt uit vriendschap, dan zou men brief na brief schrijven om zijn vergeving te verkrijgen.
En als dit nieuwtje hem nog kan brengen tot clementie, dan zeggen we hem dat onze eerste plaats bij het nieuwe schooljaar retorica eerste was.
Ah! Bent u nog vastbesloten om mij een standje te geven?
Als je dat nog bent, dan bewijst het dat je nog meer van me houdt, en dan mag je dat zijn.
Ik doe ongelooflijk veel moeite om je dit allemaal leesbaar te schrijven, omdat ik op bed lig, omdat alle houdingen me evenzeer vermoeien, en ik altijd hanenpoten maak, wat voor nieuwe houding ik ook probeer.
Ik lig op bed want ik ben onhandig. Ik ben van het paard gevallen toen ik met papa een tochtje maakte langs het spoor, en nu is mijn knie heel erg gekneusd.
Een paar minuten na mijn val ben ik weer op het paard gaan zitten, en toen hebben we nog drie uur lang gereden, zonder dat ik de minste pijn voelde.
Maar toen we thuis kwamen en ik afsteeg, kwam ik er achter dat ik op een been niet kon staan.
En nu lig ik dus gevangen op bed, dat wil zeggen voor de helft levend, jaloers op iedereen die ik zie lopen.
Mama is bedroefd dat ik zo lessen moet missen, en ik vrees zelf dat ik het proefwerk van dinsdag niet kan maken.
Maar dat vervloekte ongeluk heeft mijn liefde voor paardrijden niet getemperd.
Ik brand van verlangen om weer te beginnen en ik zeg tegen iedereen die me aanraadt om niet meer te vallen dat ik zal proberen om dan op zijn minst op een ander lichaamsdeel te vallen.

     Ik zou best willen dat je me een beschrijving geeft van je nieuwe woning. Ben je tevreden, woon je plezierig?
Vermaak je je? Wat kun je mensen benijden als je op bed ligt.
Als jij zelf ook maar niet op bed ligt, dat het goed met je gaat, dat iedereen in je omgeving gezond is, ook mijn zuster, en Théodore.
Vertel me alles, ik wil alles weten. Ik ben erg bezorgd over je standjes, je moet me geruststellen, en omdat je zo aardig bent om je voor mijn goede uitslagen te interesseren, antwoord ik je dat als ik weer goede uitslagen heb je die van te voren te weten zult komen, als dat mogelijk is.
Adieu, papa en mama wensen je veel blijdschap toe in je nieuwe ambt, en vragen je of je veel moet doen.

Je broer, Charles.

1  Alphonse Baudelaire, de halfbroer van Charles, was een zoon uit een eerder huwelijk van zijn vader.

  Inhoudsopgave     Volgende brief