Baudelaire, correspondentie. Aan Madame Aupick, Parijs, 13 maart 1847

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 13 maart 1847.

 

     Heel hartelijk dank. Ondanks alle uitleg die ik je gegeven heb in mijn brief, begrijp je misschien niet het hele bereik van deze dienst.
– Ik zal er alles aan doen om me dit geld tot nut te maken.

AAN MADAME AUPICK
1847.

 

    Alleen wanneer ik tot het laatste uiterste gedreven ben, dat wil zeggen wanneer ik erg honger heb, dat ik naar jullie ga, zozeer walg ik daarvan en vind ik het vervelend.
En als toppunt van ongeluk, wil mijnheer Ancelle uw toestemming.
Dus ben ik gekomen ondanks het weer, mijn vermoeidheid […] om u om toestemming te vragen om in Neuilly genoeg op te halen om […] te kopen en een wastafel en om een paar dagen te kunnen leven. Het meest onontbeerlijke is […].
Ik kom niet binnen bij u, omdat ik weet met welke beledigingen, gemeenheden en vernederingen ik betalen moet wat ik nodig heb.
Ik ga onmiddellijk terug naar Neuilly om uw toestemming daarheen te brengen. Ik wacht beneden in het rijtuig op het antwoord.

    Vernietig dit briefje, want het zou een schande zijn voor u als men dit mocht vinden.

  Inhoudsopgave     Volgende brief