Baudelaire, correspondentie, aan Alphonse Baudelaire. Parijs, maandag 1 februari 1841.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE  1
Parijs, maandag 1 februari 1841.

19 jaar oud

 

     Je hebt me een harde en vernederende brief geschreven.
– Ik wil zelf betalen wat ik aan mijn kennissen schuldig ben.

     Voor wat betreft de leveranciers, omdat ik daar niet zelf uit kan komen, smeek ik je om er twee van te betalen, twee die heel urgent zijn, - een hemdenmaker, en een voormalige kleermaker die ik nog 200 schuldig ben en die het morgen, dinsdag wil hebben.
De hemdenmaker ben ik evenveel schuldig.
– Als je me daar uit kunt halen, dan kan ik me ook uit de rest halen, zonder dat vader en moeder het weten.
– Als je me daar niet uithaalt, dan krijg ik morgen een zware belediging.

     Alsjeblieft, doe me dit uiterste plezier.

     Jij zult dit weer gekrabbel noemen, maar ik kon niet anders.
Ik ben nu bij de advocaat, en ik heb zomaar een vel papier gepakt.

     Ik ga er van uit, dat ik je het laatst van allen mag terugbetalen, omdat je mijn broer bent, en het minst spoedeisend bent.

     Ik zou bijna alweer het adres van die man vergeten.

Mijnheer Laurié, rue Vivienne, 2.schrijf me terug,
alsjeblieft, heel snel, zodat ik weet wat ik moet doen.

     Dit is de zevende brief die ik je schrijf.
   – Ik heb de eerste zes één voor één verscheurd, en ik heb uiteindelijk het besluit genomen om alles wat ik schuldig ben zelf te betalen.
Het zal alleen heel langzaam gaan.

     Ik stuur je je boek terug – ik heb het gelezen en er staan een paar onnozelheden in.

Veel liefs, ik ben ongerust.

C. Baudelaire.

1  Alphonse Baudelaire, de halfbroer van Charles, was een zoon uit een eerder huwelijk van zijn vader.

  Inhoudsopgave     Volgende brief