Baudelaire, correspondentie, Aan Alphonse Baudelaire. Lyon, ’s avonds 27 december 1834

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE
Lyon, ’s avonds 27 december 1834

13 jaar oud

Beste broer,

    Ik heb je al heel lang niet geschreven, en jij hebt me al heel lang niet teruggeschreven. Schuld aan beide kanten, quitte staan we, en ik ga mijn fout als eerste herstellen, aangezien ik de jongste ben.
Aan het begin van dit schooljaar op het Collège maakte ik goede voornemens, en die kom ik… redelijk goed na.
Het kwade is dat ik altijd zo klets omdat ik zo’n kletsmajoor ben en tijdens het huiswerkuur haal ik me dan altijd wel een of andere gemene straf op mijn hals.
Nu is het juist goed om over die vervloekte straffen te schrijven, want nu hebben we bevroren vingers die zo stijf zijn als marmer.
Alweer huisarrest, mijn eeuwige struikelblok.

De leerling: Hé, buurman, mag ik je huiswerk lenen om het over te schrijven.

De meester: Jongeman, een half uur huisarrest.

De leerling: Ah! Gemeen!

De meester: jongeman, voor mummelen krijgt u het dubbele.

De leerling: maar waaro….

De meester: het driedubbele.

Etc., etc., etc., etc., dat gaat soms heel ver. Huisarrest hebben, dat is als een standbeeld tegen een muur staan of tegen een boom, er bevriezen (in de winter) gedurende de hele tijd dat de tiran dat eist.

     Maar het is heel dom van me om me te beklagen over het regime van het college.
Ik heb me toch goed gedragen, dus wat heb ik te lijden gehad? Niets.

     Ik kan beter nóg strengere voornemens maken voor het jaar 1835, en mijn broer alle goeds wensen, en als lyceumscholier hem als nieuwjaarsgeschenk een zevende, vierde, vierde, derde, en tweede plaats geven die ik heb gehaald sinds het begin van het jaar.               Je broer Charles.

  Inhoudsopgave    Volgende brief