Baudelaire aan Théophile Gautier. Honfleur, 27 februari 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN THÉOPHILE GAUTIER
Honfleur, 27 februari 1859.

 

Beste vriend,

     Doe me een plezier: het stuk over uw vader is al af sinds drie weken, en ik wachtte nog op drukproeven vanochtend.
Ik heb vernomen dat men wacht op de terugkeer van uw vader om hem te raadplegen. Die mensen zijn gek.

     Théophile heeft tegen me gezegd voordat hij wegging: ik heb een absoluut vertrouwen in jou.
Alles wat jij zult zeggen zal goed zijn. Als je nog details nodig hebt, dan kun je dat aan mijn zoon vragen.

     Aan de andere kant zei mademoiselle Grisi tegen me dat Théophile het zeer fijn had gevonden als hij het in Sint-Petersburg had gekregen.

     Dus juist omdat ik te lang op me heb laten wachten moeten we van de verlenging van het verblijf van Théophile gebruik maken om het hem daar te sturen.
Volgens mij heb ik wel voldoende tegenwoordigheid van geest en vriendschap om me goed te gedragen.

     Dit is allemaal heel snel en vurig geschreven. Nog een reden om alles (en alles in één keer) met veel nauwkeurigheid te herlezen.
Ga dus naar Ducessois en Arsène, want (en dat hoorde ik net vanochtend) de zon Artiste is in het sterrenbeeld Arsène getreden.
In werkelijkheid ontbreekt er nog maar één ding, en dat is dat de nieuwe directie me weer problemen geeft, na al de moeite die het me gekost heeft!
Ik voeg eraan toe: het is onontkoombaar dat alles in één keer verschijnt, hoeveel kolommen het ook zijn. Het artikel is met dit doel opgezet en geschreven.

     Als u mademoiselle Grisi ziet, laat haar dan mijn brief zien.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

Honfleur. Calvados. (Is voldoende.)

    Dit is allemaal heel vervelend. Ten eerste zit ik nu in een gedachtestroom waarin ik hoogstwaarschijnlijk niet meer zal zitten zodra de drukproeven er aankomen.
Ten tweede heb ik mijn best gedaan, niet alleen om Théo aangenaam te zijn, maar ook om mijn ijdelheid tevreden te stellen!
En als laatste, ik weet niet waarom, maar volgens mij heeft Arsène niet zoveel vriendschap voor uw vader, noch voor mij. En dus, geen wens om aardig voor mij te zijn.

    Ander verhaal: u moet zelf verifiëren of alle vellen op volgorde liggen.

    Ik haal uit de brief van Asselineau:

    “Men heeft mij geantwoord dat u graag wilde dat uw drukproeven doorgestuurd werden naar Théophile, die naar men zegt, niet voor april terug is.”

    Ik heb dat aan Ducessois geschreven, op een moment dat ik dacht dat Théo terug was.

    “Deze heren zijn van mening over te gaan tot de orde van de dag nadat zij de drukproeven naar de zoon van Gautier hebben gestuurd.”

    Dat dacht ik te gaan doen.

    “Aan de andere kant, hoor ik dat Arsène van mening is het verschijnen van uw artikel tegelijk te laten gebeuren met de terugkomst van Théophile.”

Absurd!

  Inhoudsopgave     Volgende brief