Baudelaire aan Mme Aupick. Parijs, maandag 11 januari 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandag 11 januari 1858.

 

Lieve moeder,

     U heeft het geraden, ik zit tot over mijn oren in de zaken en de problemen.
Ik praat daar nooit over met u omdat dat u onnodig zou lastigvallen.

     Bovendien, om mijn problemen alleen nog maar te vergroten, ik kan bijna niet meer lopen.
Mijn rechterbeen is opgezwollen, ik kan hem niet buigen en het doet heel erg pijn.
De een zegt dat het kramp is, de ander zegt dat het zenuwpijnen zijn.

     Ik dank u hartelijk voor al uw farmaceutische recepten: ik heb ze netjes bij me gelegd en ik zal ze gebruiken.
Voor de rest, mijn maag gaat momenteel beter, dankzij de ether, en de diarree is over door de opium.
Maar opium heeft vreselijke nadelen.

     Ga daar direct naartoe, zegt u? Maar denkt u dan niet aan al die manuscripten die ik daarvóór nog moet afmaken, en aan alles wat ik nog moet betalen.
Er zijn ook trouwens nog, zoals ik u al heb gezegd, manuscripten die ik daar niet kan afmaken.
Als ik u daarover dingen moet uitleggen, dan zou dat buitensporig lang zijn en nutteloos.

     Ik heb, ik zeg het nogmaals, het zeer besliste plan om in Honfleur te gaan wonen.
Ik hoop dat het begin februari zal zijn. Eind februari zal ik beginnen met een voor een pakketjes en kisten naar u op te sturen waar mijn kleine dingen in zitten.
Ik moet veel geld verdienen om me van Parijs te bevrijden.
U zou niet geloven hoeveel ik moet betalen aan rente, deurwaarderskosten, etc.…
Ik heb de moed en ik heb het genie van Balzac niet, en ik heb wel alle problemen die hem zo ongelukkig maakten.

     Ik betaal alleen het onvermijdelijke, en op het laatste moment reken ik erop dat de directeur van La Gaîté me een bedrag van 100 of 1500 frank zal lenen voor mijn toneelstuk waaraan ik begonnen ben.
Daarmee kan ik de laatste kwesties oplossen.
Ik heb een aantal vrienden meegedeeld over het plan om in Honfleur te gaan wonen.
Iedereen zegt dat het een geniaal plan is. En inderdaad, hierdoor geen drukte meer, geen steriel geregel, en dan eindelijk die eenzaamheid waar ik zo van houd.
Bovendien moet ik hopen dat als ik tussen al die ontelbare en onbeschrijflijke kwellingen door 5 of 6000 frank verdien door heel weinig te kunnen werken, dat ik dan veel meer kan verdienen in goede omstandigheden van rust.

     Dan blijven er nog twee vrij moeilijke kwesties over die opgelost moeten worden.
Ik zal regelmatig terug moeten naar Parijs, om naar de directies van kranten, revues en theaters te gaan, om een heleboel kleine dingetjes te regelen.
Grote uitgave, die vaak moet gebeuren, en ik denk helaas dat de Spoorwegen niet erg scheutig zijn met kortingskaarten.

     Ten tweede zal ik u minstens een uitgave kosten, die van die tafel, en we moeten die schade betalen.

     U heeft dus niet opgemerkt dat er in Les Fleurs du mal twee stukken zitten die op u betrekking hebben, of die op zijn minst toespelingen bevatten op intieme details uit ons vorige leven, uit die weduwentijd waaraan ik zulke vreemde en trieste herinneringen heb, - de ene: Je n’ai pas oublié, voisine de la ville… (Neuilly), en de andere die er nakomt: La servante au grand coeur dont vous étiez jalouse… (Mariette)?
Ik heb die stukken zonder titel gelaten en zonder duidelijke aanwijzingen omdat ik er een hekel aan heb om intieme zaken uit de familie te prostitueren.

Ik schrijf heel lelijk. Ik heb geschreven zonder te kijken.

Tot gauw.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief