Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 15 december 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 15 december 1859.

 

    Je bent veel te vrijgevig. Ik weet niet of ik het accepteer of weiger, dat zal afhangen van mijn geldsituatie aan het einde van de maand.
Ik heb hier drie maanden geleden mooie kleding laten maken. Maar natuurlijk slijten die hier heel wat sneller dan in Honfleur.
En trouwens ik moet in aanmerking nemen dat je mij in zeventien jaar duizenden franks gegeven of geleend hebt, en het is nu hoog tijd geworden dat ik niet alleen meer van je leen, maar ook dat ik het je terugbetaal.

    (Je vergeet me te vertellen in je brief dat je (ongetwijfeld) 500 frank hebt ontvangen uit Alençon waarmee de 15e betaald moet worden. Ik hoopte toch dat mijn hoofd dat zo op hol is, vandaag een beetje kalmte kon vinden.)

    Er zijn nog verzen bij de Calonne, nieuwe en vrij aparte, geloof ik. Maar de 31e verschijnt de proza.
Alleen het eerste gedeelte van L’Opium.
Het was te lang om het in één keer te laten verschijnen.
Alles wat je onduidelijk vindt was toch heel makkelijk te raden. Zaterdag kwam ik 200 frank te kort.
Maandag was de dag van de betaling.
Ik kwam er te laat achter dat op zondag de administraties en kassen gesloten zijn.
Ik herinner me dat de wet aan de debiteur een tijdsbestek laat tot aan de volgende dag twaalf uur.
Dus schrijf ik Troussel hem vragend of hij je kan kalmeren, en dat ik het supplement aan hem stuur, niet per Spoorwegen, maar per aangetekende brief, opdat het hem voor de middag bereikt. Over die wissel van juni, dat is ook heel simpel.
Ik had per ongeluk heel verstrooid een wissel bij Troussel laten liggen, hoewel die al betaald was, in de tijd dat ik hoopte binnen een paar dagen naar Honfleur terug te gaan.
Ernstige fout, want iemand die die wissel zou vinden (een opvolger van Troussel bijvoorbeeld) had me er voor een tweede keer de waarde voor kunnen vragen.
Dus heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om hem te zeggen dat hij je die terug moest geven.

    Gemeen nieuwtje: ik moet Michel Lévy misschien een proces aandoen want hij wil me niet in les Notices littéraires de twee kritische noten over Edgar Poe laten herdrukken (Zie de omslag van Gautier, boekhandel Malassis), bovenaan de twee delen van Histoires extraordinaires.

    Ik heb geweldige etsen en prachtige aquarellen gekregen.
Ik zal mijn appartement ermee kunnen versieren.
Bij de aquarellen (die zijn van een hele bizarre man, vriend van Preziosi, maar veel beter dan hij) zitten tekeningen over het Turkse leven die ik voor jou zal bewaren.
Ik zal ervoor zorgen dat ik de twee hoofden van de Greuze meeneem.

Adieu, ik omhels je.

Charles.

    Ik denk nog steeds aan die 500 frank.
Je moet die slordigheid van sommige werknemers wantrouwen.
Malassis had me een keer 300 frank gestuurd die de Spoorwegen vergeten hadden me te bezorgen.

Vervolg van mijn brief gedateerd op 15 december 1859.

    Ik droom nog steeds van deze affaire.

    Want wat is me een keer overkomen: ik moest ongeveer tegen het middaguur geld ontvangen van de Spoorwegen van de barrière du Maine.

    Om vijf uur verlies ik mijn geduld en ga erheen. Men vertelt me dat er geen geld voor mij is aangekomen.
Ik eis dat men me het register laat zien. Geen inschrijving op mijn naam. Ik had toch de brief die de zending bevestigde.
Ik word boos en ik eis dat men de kas opent voor mijn neus.
Uiteindelijk vindt men in een donkere hoek een verzegelde zak geld met mijn naam erop.
Ik liet mijn identiteitsbewijs zien en kon mijn geld meenemen.
Ik had te veel haast om hen een proces aan te doen voor die slordigheid.

    Je moet met mijn brief in je hand en de noot van mijnheer Malassis bij het bureau van de Spoorwegen die 500 frank opeisen (dat is tegenover de boten van Le Havre, vlakbij het hotel du Cheval Blanc).
Ongelooflijk dat gerommel bij die administratie.
Ik meen me te herinneren dat hetzelfde is gebeurd met het geld voor Jeanne toen ze in het Maison de Santé lag. Je moet die mensen daar streng toespreken.

    Voor Troussel moet je hem meteen mijnbrief en de noot van Malassis laten zien.

    En dan zal die kwestie wel loslopen.

    Die situatie is ernstig, ten eerste vanwege mijn positie in Honfleur en ten tweede vanwege de positie van Malassis die zo jong al met twee handelshuizen zit opgescheept, en zijn moeder die hem de minste onnauwkeurigheid niet zal vergeven.

    Maar goed, jij snapt niets van dergelijke zaken, maar je moet niet vergeten dat alle banken dergelijke fouten noteren en onthouden, en één foutje is al voldoende om geen krediet meer te mogen hebben.

    Ik weet ook zeker dat het geld al ruim op tijd is opgestuurd.
Ik ben erg ongerust. En als toppunt van ongeluk is Malassis op reis voor familieaffaires.

C.B.

En dus had je wettelijk gezien, die 500 frank zondag al moeten ontvangen, rond twaalf uur.

  Inhoudsopgave     Volgende brief