Baudelaire aan Eugène Crépet. Parijs, 31 oktober 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN EUGÈNE CRÉPET
Parijs, 31 oktober 1859.

 

Beste Crépet,

    Ik zal om half vijf op zijn laatst naar mijnheer Gide gaan met Le Moreau en Le Dupont die al zo lang af zijn, behalve twee pagina’s.

    Ik heb u zwaar verwaarloosd omdat ik net door een vreselijke fase ben gekomen.

    Ik ga Parijs niet uit zonder dat ik opnieuw al mijn notities heb overgeschreven op een heel schoon en net papier.

    Deze maand zal ik wat tijd voor mezelf hebben.
Kan ik nog rekenen op dat aardige aanbod dat u me heeft gedaan met betrekking tot tragedies of een tragedie, waarmee ik u tegelijkertijd kan terugbetalen wat ik u heel schaamtevol al drie maanden schuldig ben?

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief