Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Honfleur, vrijdag 29 april 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Honfleur, vrijdag 29 april 1859.

 

Beste vriend,

     De Théophile Gautier? Hier een nieuw epigraaf dat eraan toegevoegd kan worden.

     U heeft het artikel, ik hoef het u dus niet toe te sturen.

     Laat de tekst mooi schuimen zodat het lijkt op een respectabele brochure.

En het portret?

     Opium is eindelijk af. Het gaat verschijnen.
We moeten ook echt een brochure gaan maken. L’Opium et le haschisch, en als ondertitel: L’Idéal artificiel.
Een brochure bestaande uit vijf vellen van La Revue contemporaine, bijna een boek.
We zijn zeker van de verkoop van zo’n brochure, en dan ontladen we ook gelijk die arme Curiosités die dan voor het grootste gedeelte uit artikelen bestaan die te maken hebben met de beeldende kunst en die alleen nog op het uitkomen van de Salon de 1859 hoeven te wachten om gedrukt te worden (die af is en die ik vanavond of morgen inlever), en van de peintres espagnols en de peintres idéalistes die ik in mei ga maken.

     Ik zou graag uw mening over Gautier willen horen. Vergeet niet dat er fouten zitten in L’Artiste en dat ik de drukproeven één keer moet lezen (in Honfleur).
Als u dat meteen deed, dan kan ik ze voor u in een uur corrigeren. Dan ga ik wat te doen hebben.

     Ik heb in Parijs brieven van u gelezen waar ontmoediging in zat.
Als u uzelf nu ontmoedigt, dan loopt u echt gevaar. Ik wil niet dat u gek wordt van zoiets kleins, en vergeet niet dat dit alleen uit egoïsme is, maar ook uit echte vriendschap.
Er zijn een paar momenten geweest dat uw situatie heel goed was, en dat kan terugkomen, en heel makkelijk.

     Ik weet niet wanneer ik het plezier zal hebben om naar Alençon te komen.
Ik heb ook wel groot nieuws en grote plannen aan u te vertellen, maar dat duurt lang. Doet u de groeten aan uw hele familie.

Alstublieft, schrijf me in uw brief iets over Lamotte-Valois.

     En dan nu iets ernstigs als een Post Scriptum: ik ben hier teruggekomen om snel te kunnen werken en de tijd in te halen die ik kwijt was in Parijs door een groot ongeluk.

     U ontvangt deze brief en de wissel zaterdag de 30e. Op 3 mei moet ik 120 frank aan La Maison de santé storten, plus 30 frank aan de ziekenbewaarster.
Ik kan niet naar Parijs komen.
Profiteer van de zaterdag (morgen) om dat papier in te wisselen, hier betaalbaar, bij mijn moeder (waar geen enkel bezwaar ooit zal worden geuit), en, vanaf zondag, moet u 150 frank (een biljet van 100 en één van 50 of een wissel) sturen naar mijnheer de Directeur van het gemeentehuis van gezondheid in de faubourg Saint-Denis 200. Dan zegt u in uw brief dat het van mijnheer Baudelaire komt voor het verblijf van mademoiselle Jeanne Duval, en dat er 120 frank in zit voor het verblijf, en dat de 30 frank aan de ziekenbewaarster zelf gegeven moeten worden voor de verzorging. Het reçu moet aan mademoiselle Duval gegeven worden.

     Ook al veroorzaakt dit u wat last, toch reken ik op uw vriendschap.
Ik wil niet dat mijn verlamde op straat wordt gezet. Zij zou het zelf misschien niet erg vinden; maar ik wil dat ze er mag blijven totdat alle behandelingen om te genezen zijn geprobeerd.

     Uiteraard makt u een geladen brief.
Als de brief zondag vertrekt komt hij de 2e in Parijs aan, de dag voordat er een nieuwe inschrijving nodig is voor het verblijf.

     De wissel (die ik eerst voor een maand had gemaakt maar ik heb er twee van gemaakt toen ik mijn inkomsten telde) is voor 160 frank. Er blijft dus 10 frank over waarover de discontering geteld wordt.
Van wat er over blijft maakt u maar een postwissel die u naar Honfleur opstuurt.

À propos, mijn moeder heeft meer dan 1035 frank voor de termijn betaald, maar ik weet het verschil nu niet meer.
Bedankt voor uw kostuums.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

     Ik heb nog veel meer te vertellen, maar ik moet twintig brieven schrijven vandaag.

Schrijf me morgen terug.

     Denkt u dat die imbeciel van een Calonne heeft lopen krijsen toen hij Le Voyage las? Sinds hij zeker weet dat hij goed draait, is hij weer pietluttig geworden en ultrahoofdredacteur.
En hij heeft de onbeschaamdheid me om nieuwe verzen te vragen. Die krijgt hij niet.
Hij krijgt zijn Opium, en ik heb hem mijn woord gegeven dat ik hem in juni twee novellen geef die nogal lang zijn, die hij contant moet betalen (ofwel in biljetten, ofwel in munten) aan u welteverstaan.

     Nieuwe Fleurs du mal af, dat zal alles breken, als een gasexplosie bij een glazenier.
Maar wat de dame van De Calonne ook mag zeggen, die gaan ergens anders heen dan naar haar!

     Schrijf me direct terug.
– Heb medelijden met me en houd van me, want ik ben woedend, om alles wat me overkomt en alles wat ik lees, en ontevreden over alles wat ik doe.

     Omdat ik u een hoop gedoe bezorg, moet ik u ook wel een beetje aan het lachen krijgen.
Wist u dat ik om mijn hersenen weer een beetje op orde te krijgen weer (voor het eerst in misschien wel vijfentwintig jaar) la Grandeur et décadence des Romains aan het lezen ben, en le Discours sur l’histoire universelle, en Les Natchez!
Ik ben zo’n vijand van mijn eigen eeuw aan het worden, dat alles, zonder uitzondering van ook maar één zin, subliem op me overkwam. Elke keer als u weer neerslachtig bent, doe dan als ik.

     Ik moet er nog aan toevoegen over wat ik u net vertelde over de Curiosités, dat als we twee delen maken, we dan het gevaar lopen om er een oven van te maken en dat we dan veracht worden en vergeten, terwijl één deel met uiteenzettingen makkelijk verteerbaar is.

     Heeft u de vreemde lofuiting gelezen over Miréio door de oude schurk?
Over mijnheer Mistral was hij wel zo slim om de onvermijdelijke woordgrap niet e vergeten:

Een naam mooi als een bijnaam!

Een poëet vol wind!

  Inhoudsopgave     Volgende brief