Baudelaire aan Alphonse de Calonne. Parijs, 14 december 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, 14 december 1859.

 

Beste de Calonne,

    Voor de eerste keer ga ik tegen u in, omdat ik ervan overtuigd ben dat ik literair gezien gelijk heb.
De problemen die u me veroorzaakt zijn nog minder groot dan mijn verbazing.

    De citaten in kwestie zijn van een onsterfelijke en unieke schoonheid.
Daarbij zijn die citaten (souffrances) een onontbeerlijke tegenhanger voor de citaten (jouissances) die er aan vooraf gaan.

    De enige manier denk ik waarop wij het met elkaar eens kunnen worden is de verplichting die ik aanga om weer tot elkaar te komen door de kortheid over les Suspiria.

Geheel de uwe.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief