Baudelaire, correspondentie. aan (onbekend). 13 juli. Dijon, Ancelle, december 1849.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN (onbekend)
13 juli 1849.

 

Geachte heer,

    Hierbij wil ik u een aanbeveling sturen waar ik veel belang aan hecht. Het gaat om de heer Schoman, musicus met veel talent, die uit Dresden wegmoest als gevolg van de revolutionaire dagen.

    Mijnheer Schoman zou gaarne een étude over de Tannhäuser willen publiceren en een serie artikelen over de evolutie van de muziek.

    Th. Gautier heeft u waarschijnlijk ook in zijn voordeel geschreven, en dat heeft hij, daar twijfel ik niet aan, in uitdrukkelijke termen gedaan.

    Het is niet zozeer om mijn nederige stem bij de zijne te willen voegen dat ik me tot u richt, Mijnheer, als wel om een dergelijke eervolle aanbeveling bij u te mogen doen.

    Vanwege onze gemeenschappelijke bewondering voor Wagner heb ik het voorgevoel dat u mijnheer Schoman een hartelijk welkom zult willen geven.

    Door hem tegemoet te komen zult u het belang behartigen van degene die de toekomst als de meest illustere der meesters zal beschouwen,

    En bovendien zult u uw toegewijde dankbare ondergetekende een grote dienst bewijzen,

Ch. Baudelaire.

AAN NARCISSE ANCELLE
Dijon, december 1849.

 

     Madier de Montjau, die van weet ik wat voor advocatentriomf kwam, ik weet niet wat voor triomfproces hier langs is geweest, die is bij ons langsgekomen.
– U weet dat deze jongeman doorgaat voor een man met een wonderbaarlijk talent.
Het is een democratische adelaar. Ik had medelijden met hem! Hij speelde de enthousiasteling en de revolutionair.
Ik heb het dus met hem gehad over het socialisme en de boeren, - onvermijdelijk, woest, stupide en beestachtig socialisme zoals het socialisme met de fakkel of de zeis.
Hij werd bang en dat koelde hem af. – Hij is voor de logica teruggedeinsd. Het is een imbeciel of een heel ordinaire ambitieuze man.

  Inhoudsopgave    Volgende brief